verzieken
(1906) (inf.) verknoeien. • “Ik ben niet voor baas gebore,” grunnekte Eleazar, ’t hoofd schuddend: “’k heb alles verziekt.” (Herman Heijermans: Diamantstad. Tweede druk. 1906) • (Henk Salleveldt: Het woordenboek van Jan Soldaat. 1978) • Een deel van mijn jeugd is behoorlijk verziekt, maar na de o...