Wat is de betekenis van verzieken?

2024-04-29
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

verzieken

(1906) (inf.) verknoeien. • “Ik ben niet voor baas gebore,” grunnekte Eleazar, ’t hoofd schuddend: “’k heb alles verziekt.” (Herman Heijermans: Diamantstad. Tweede druk. 1906) • (Henk Salleveldt: Het woordenboek van Jan Soldaat. 1978) • Een deel van mijn jeugd is behoorlijk verziekt, maar na de o...

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

verzieken

verzieken - Werkwoord 1. verpesten, bederven, zorgen dat het niet leuk meer is Het vervelende gedrag van de dronken jongen verziekte de sfeer op het feest. Woordherkomst afgeleid van zieken met het voorvoegsel ver-

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

verzieken

verzieken - regelmatig werkwoord uitspraak: ver-zie-ken 1. er verkeerd mee omgaan en er zo schade aan toebrengen ♢ de sfeer werd verziekt door zijn gemopper Regelmatig werkwoord: ver-zie-ken ik verziek ...

2024-04-29
Recht voor z'n raap

Rouke G. Broersma (1970)

Verzieken

aan morele kwaliteit inboeten (van de samenleving); aan normbesef verliezen.

2024-04-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Verzieken

(verziekte, is verziekt), door ziekte geheel verzwakken en uitgeput raken.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

verzieken

(verziekte, heeft verziekt) door ziekte kwijtraken : veel geld aan de dokter -.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Verzieken

(verziekte, is en heeft verziekt), door ziekte geheel verzwakken en uitgeput raken; van ziekte doortrokken raken; fig.: de verziekte politiek; bederven, in de war sturen: de boel verzieken.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)