Verreizen
v., forreizgje.
Van Dale Uitgevers (1950)
(verreisde, heeft en is verreisd), 1. (vero.) vertrekken, op reis gaan : Festus antwoordde, dat Paulus te Cesarea bewaard werd, en dat hij zelf haast derwaarts zou verreizen (Hand. 25 : 4); 2. met of voor reizen besteden : veel geld, tijd verreizen.
Jozef Verschueren (1930)
(verreisde, verreisd) I. (heeft) door reizen verteren: al zijn geld -. II. (is) 1. naar elders reizen. 2. vertrekken: hij is verreisd.
J.H. van Dale (1898)
VERREIZEN - (verreisde, heeft verreisd), reizende verteren; van de eene plaats naar de andere reizen ; vertrekken.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: