verknipt
(1948) (inf.) gek; gestoord, sociaal onaangepast. • verknipt, (z.h.) verstandelijk niet meer normaal (door drankmisbruik). 'Om acht uur was hij helemaal verknipt', suf door intensief borrelen. (Henry Roskam: Boevenjargon. 1948) • Niet iedereen was zo verknipt als ik, moest je rekenen. (Gerard Reve: De vierde man. 1981) • Heel even...