velg
velg - Zelfstandignaamwoord 1. (techniek) de buitenrand van een wiel waar de band omheen zit ♢ De velg van dat wiel was helemaal versleten.
Wiktionary (2019)
velg - Zelfstandignaamwoord 1. (techniek) de buitenrand van een wiel waar de band omheen zit ♢ De velg van dat wiel was helemaal versleten.
Muiswerk Educatief (2017)
velg - zelfstandig naamwoord 1. buitenkant van een wiel, waar de band omheen zit ♢ toen de band lek was, reed ik op de velg Zelfstandig naamwoord: velg de velg de velgen het vel...
Jan Luitzen (2009)
(de; -en) - elk van de gebogen delen die samen de buitenrand, de omloop van een fietswiel vormen, door spaken met de naaf verbonden, en vervolgens deze omloop als geheel.
B.D. Poppen (2000)
Ringen (voorvelg, achtervelg) van iepenhout op het wiel waar doorheen de kammen worden gestoken. Verbreed het bovenwiel waardoor een groter aangrijpingsvlak voor de vang ontstaat.
Van Dale Uitgevers (1950)
v. (-en), buitenrand, omloop van een wiel, door spaken met de naaf verbonden: mijn fiets heeft houten velgen: — ook elk der delen er van.
M. J. Koenen's (1937)
v. velgen (de buitenrand v. e. rad of wiel; rijwiel: rand, waarom de band zit): de brede velgen der N.-Br. karren; bij den wagenmaker heet ieder der (gewoonlijk 7) stukken van de houten omtrek v. h. wiel ook velg.
Jozef Verschueren (1930)
(velch) v. (-en) 1. Eig. houten buitenrand van een → wiel. 2. Metn. een der stukken waaruit de velg (1) bestaat.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: