varkenskop, varkenssnuit
iemand met een gezicht dat gelijkenis vertoont met dat van een varken: kleine ogen en grote openstaande neusgaten; vandaar ook ‘lelijk persoon’. In de jeugdtaal van eind twintigste eeuw blijkbaar ook gebruikelijk voor ‘een hebzuchtig iemand’. - ‘t Is zonde, zoo’n groot lijf op zoo’n klein stoopeken! - Hij i...