Wat is de betekenis van Un, une?

2025-07-17
Frans woordenboek (FR-NL)

Dr. F.P.H. Prick van Wely (1952)

Un, une

een; un à un, één voor één; un jour, eens, op zekere dag; de deux jours l’un, om de andere dag; l’un..., l'autre..., de een..., de ander...; deze..., gene...; les uns..., les autres..., enigen (sommigen)..., anderen...; l’un l’autre, elkander; l’un et l’autre, beide(n); ni...