Wat is de betekenis van UITSPUGEN?

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitspugen

(spoog of spuugde uit, heeft uitgespogen of -gespuugd), in de spreekt. gewoon voor uitspuwen.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitspugen

('uit) (spoog, spuugde uit; heeft uitgespogen, uitgespuugd) Spreekt. uitspuwen.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITSPUGEN

UITSPUGEN - (spoog uit, heeft uitgespogen), uitspuwen, spugende uitwerpen : bloed uitspugen.