uitrusting
(1975) (euf. of sch.) mannelijk geslachtsdeel. De term komt o.a. voor in het werk van Gerard Reve. Vgl. gereedschap*; gerief*. • (Ton den Boon: De taal der liefde. 2017)
Marc De Coster (2020-2024)
(1975) (euf. of sch.) mannelijk geslachtsdeel. De term komt o.a. voor in het werk van Gerard Reve. Vgl. gereedschap*; gerief*. • (Ton den Boon: De taal der liefde. 2017)
Wiktionary (2019)
uitrusting - Zelfstandignaamwoord 1. (militair), (scheepvaart) de beschikbaar gestelde voer-, vlieg- of vaartuigen, bewapening, gereedschappen en hulpmiddelen, om een taak uit te voeren ♢ De uitrusting van de expeditie was ontoereikend, het gestelde doel werd niet bereikt. Woordherkomst...
Muiswerk Educatief (2017)
uitrusting - zelfstandig naamwoord uitspraak: uit-rus-ting 1. spullen die je voor een bepaalde actie nodig hebt ♢ een slaapzak hoort bij de kampeeruitrusting Zelfstandig naamwoord: uit-rus-ting de uitrusting ...
Jan Luitzen (2009)
(de; -en) (de golfregels) - alles wat gebruikt, gedragen of meegevoerd wordt door de speler of alles wat voor de speler wordt meegevoerd door zijn partner of ieder van hun caddies, behalve elke bal op die hole gespeeld en een klein voorwerp, zoals een muntstuk of een tee, wanneer dat wordt gebruikt voor het merken van de ligplaats van een bal of he...
drs. L.A. Beeloo (1981)
de voorwerpen, kleding, enz., die men nodig heeft om een bepaald beroep, vak of tak van sport te kunnen beoefenen.
Kramer en de Bruin (1971)
Uitrusting - volgens de I.O.R.-voorschriften moet aan boord van wedstrijdzeilende jachten een bepaalde uitrusting zijn die in de voorschriften uitvoerig wordt omschreven.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: