uitjouwen
uitjouwen - Werkwoord 1. (ov) honend toeroepen ♢ De toneelspeler werd door het publiek uitgejouwd. Woordherkomst samenstelling van uit(bijwoord) en jouwen(werkwoord)
Wiktionary (2019)
uitjouwen - Werkwoord 1. (ov) honend toeroepen ♢ De toneelspeler werd door het publiek uitgejouwd. Woordherkomst samenstelling van uit(bijwoord) en jouwen(werkwoord)
Van Dale Uitgevers (1950)
(jouwde uit, heeft uitgejouwd), eig. door jouw, jouw roepen, in ’t alg. door kreten (niet zo zeer door woorden) beschimpen: iem. uitjouwen. 2. (w. g.) ten einde jouwen.
M. J. Koenen's (1937)
jouwde uit, h. (1), i. (2) uitgejouwd (1 iem. scheldwoorden of schimpende geluiden toeroepen; 2 ten einde jouwen): 1. den sukkel uitjouwen; 2. ben jullie nu uitgejouwd?
Jozef Verschueren (1930)
('uit) (jouwde uit, uitgejouwd) 1. (heeft) beschimpen : iemand -. 2. (is) ten einde jouwen.
J.H. van Dale (1898)
UITJOUWEN - (jouwde uit, heeft uitgejouwd), ten einde jouwen; beschimpen: iem. uitjouwen. UITJOUWING, v. (-en), het uitjouwen.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: