Wat is de betekenis van uitjouwen?

2024-04-28
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uitjouwen

uitjouwen - Werkwoord 1. (ov) honend toeroepen De toneelspeler werd door het publiek uitgejouwd. Woordherkomst samenstelling van uit(bijwoord) en jouwen(werkwoord)

2024-04-28
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitjouwen

v., for-, útgeije, úthuil(j)e.

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitjouwen

(jouwde uit, heeft uitgejouwd), eig. door jouw, jouw roepen, in ’t alg. door kreten (niet zo zeer door woorden) beschimpen: iem. uitjouwen. 2. (w. g.) ten einde jouwen.

2024-04-28
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

uitjouwen

jouwde uit, h. (1), i. (2) uitgejouwd (1 iem. scheldwoorden of schimpende geluiden toeroepen; 2 ten einde jouwen): 1. den sukkel uitjouwen; 2. ben jullie nu uitgejouwd?

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitjouwen

('uit) (jouwde uit, uitgejouwd) 1. (heeft) beschimpen : iemand -. 2. (is) ten einde jouwen.

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Uitjouwen

(jouwde uit, heeft uitgejouwd), beschimpen: iemand uitjouwen.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITJOUWEN

UITJOUWEN - (jouwde uit, heeft uitgejouwd), ten einde jouwen; beschimpen: iem. uitjouwen. UITJOUWING, v. (-en), het uitjouwen.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)