Uithaal
m. (...halen), 1. het uithalen, inz. het uitwijken. 2. (zegsw.) een grote uithaal maken, zijn beste zaken ten toon spreiden bij een bezoek, (ook) zijn gasten ruim onthalen. 3. najaarsschoonmaak. 4. het aanhouden van een toon, lange galm.
Van Dale Uitgevers (1950)
m. (...halen), 1. het uithalen, inz. het uitwijken. 2. (zegsw.) een grote uithaal maken, zijn beste zaken ten toon spreiden bij een bezoek, (ook) zijn gasten ruim onthalen. 3. najaarsschoonmaak. 4. het aanhouden van een toon, lange galm.
Wiktionary (2019)
uithaal - Werkwoord 1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uithalen ♢... dat ik uithaal
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Muiswerk Educatief (2017)
uithaal - zelfstandig naamwoord uitspraak: uit-haal 1. keer dat je slaat of schopt ♢ na die uithaal had ik een blauw oog 2. keer dat je stem hoger en harder klinkt ♢ met een geweldige uithaal ei...
M. J. Koenen's (1937)
m. uithalen (praal; schoonmaak gew.; het uitwijken; een lange galm bij het zingen): zegsw. een grote uithaal maken, vertoon.
Jozef Verschueren (1930)
('uit) m. (...halen) het → uithalen inz. 1. (1) het eruit nemen. 2. (11) lange galm bij het zingen. 3. (12) praal, vertoon : een grote maken.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
m. (-halen), 1. het uitwijken; 2. (zegsw.) een grote uithaal maken, zijn beste zaken ten toon spreiden bij een bezoek, (ook) zijn gasten ruim onthalen; 3. schoonmaak; 4. lange galm.
J.H. van Dale (1898)
UITHAAL - m. (...halen), het uithalen; — vertooning, praal: een grooten uithaal maken, zijne beste zaken ten toon spreiden bij een bezoek, (ook) zijne gasten flink onthalen; — het uithalen van een rijtuig voor het andere.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: