Uiteinde
o. (-n), 1. einde, punt waar iets eindigt: een stok heeft twee uiteinden; aan het uiteinde van het havenhoofd. 2. afloop, slot: die zaak had een treurig uiteinde; (in ’t bijz.) afloop van het jaar: iem. een zalig uiteinde wensen. 3. (fig.) laatste uur, dood.