Wat is de betekenis van uitbranden?

2025-07-15
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitbranden

(brandde uit, heeft en is uitgebrand), 1. (onoverg.) ten einde branden: laat de kaars maar uitbranden; de kachel is uitgebrand; (fig.) zijn kaarsje is uitgebrand, hij is dood. 2. (overg.) (het inwendige van iets) door branden of gloeien verwijderen, resp. het er van ontdoen om het uit te hollen of te zuiveren, te reinigen: een boom...

2025-07-15
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

uitbranden

uitbranden - Werkwoord 1. (intr) zo volledig afbranden dat alleen de muren resten 2. (ov) (medisch) met vuur of een gloeiend voorwerp behandelen van wonden Woordherkomst samenstelling van uit en branden Verwante begrippen [2] cauteriseren, doodbranden, toeschroeien

2025-07-15
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

uitbranden

uitbranden - regelmatig werkwoord uitspraak: uit-bran-den 1. tot het einde laten branden ♢ laat het vuur maar even uitbranden 1. zijn kaarsje is uitgebrand [hij is dood] ...

2025-07-15
Erotisch woordenboek

Hans Heestermans (1977)

uitbranden

uitbranden - genezen van een venerische ziekte; eig. ‘door branden verwijderen’. Bendgy beset met Pokken, Of twee driemael uitgebrand, 'l bedekt men met de rokken, DE vos, KL J. Konkelp. 50 [1714].

2025-07-15
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitbranden

v., útba(e)rne, -brânne.

2025-07-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

uitbranden

brandde uit, h. (1), i. (2) uitgebrand (1 door gloeiing of hitte [het inwendige van iets] doen verdwijnen, iets reinigen; 2 leegbranden): 1. een pijp uitbranden, een schoorsteen uitbranden; 2. het huis is geheel uitgebrand.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

uitbranden

('uid) (brandde uit, uitgebrand) I. (heeft) door het verbranden van het inwendige, reinigen : een schoorsteen -. lI. (is) 1. ten einde branden : de lamp is uitgebrand. 2. leegbranden : het huis is geheel uitgebrand.