Wat is de betekenis van UITBOUWSEL?

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Uitbouwsel

s.n., útbousel (it).

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Uitbouwsel

o. (-s), uitbouw.

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

UITBOUWSEL

UITBOUWSEL - o. (-s), uitbouwtje.

Gerelateerde zoekopdrachten