uiig
(19e eeuw) (inf.) grappig; flauw; melig. • Dat heb ik ook gezegd, Bets; wel, ik geloof ook wel, dat het zoo is; want al moeten wij ook werken, wij hebben toch pret onder elkander en zijn een uiig troepje, zou Jo zeggen. (Louisa May Alcott: Onder moedervleugels. 1876. Vertaling door Almine van Little Women uit 1868) • O, wat uiig, een ste...