Wat is de betekenis van Tweeloop?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tweeloop

m. (...lopen), geweer met twee lopen.

2025-07-16
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

tweeloop

(1984) (Vlaanderen, sch.) broek met spannende pijpen. • Hij heeft zijn tweeloop aan (Broek met spannende pijpen). (H. Mullebrouck: Vlaamse volkstaal. 1984)

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tweeloop

m. tweelopen (geweer met twee lopen).

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tweeloop

('twe:) m. (... lopen) geweer met twee lopen.

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Tweeloop

Tweeloop - m. (-en), geweer met twee loopen.