Wat is de betekenis van twee schoenmakers in één pothuis?

2025-07-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

twee schoenmakers in één pothuis

(19e eeuw) (Amsterdam) twee handen op één buik. • (P.J. Harrebomée: Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal. 1858-1862) • (Jan Berns: Hij zeit wat. De Amsterdamse volkstaal. 1993) (p. 69)