Wat is de betekenis van Tukker?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tukker

I. m. (-s), ben. voor de putter en voor de kneu. II. m. (-s), (gew.) Twentenaar.

2025-07-17
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

Tukker

Het begrip Tukker heeft 2 verschillende betekenissen: 1) Twent; Twentenaar. iemand die afkomstig is uit Twente, een oostelijke landstreek in Nederland, grotendeels gelegen in de provincie Overijssel en voor een klein deel in de provincie Gelderland; inwoner van Twente; Twent; Twentenaar. Gebruikt als bijnaam en geuzennaam. 2) iema...

2025-07-17
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Tukker

(19e eeuw) bijnaam van een Twentenaar. Omstreeks 1870 werden Enscheder bedevaartgangers in Stadtlohn reeds als ‘tukkers" begroet. De naam is wellicht niet in Twente zelf maar in het oosten van het land ontstaan. Volgens sommigen (zie citaat 1977) een verwijzing naar een vogeltje uit die streek. • Wacht is, léleke rooie tükker...

2025-07-17
Verklarend en etymologisch woordenboek van de Nederlandse vogelnamen

Klaas J. Eigenhuis (2004)

Tukker

Volksnaam voor de Kneu ← en voor de Putter ← in Twente en in de Achterhoek [kaartje in Schaars 1989, p.390]. Een verklaring voor de naam zou gemakkelijk te geven zijn door hem op te vatten als een klankwoord (gelijk ook Kneu <Kneuter, van kneuteren = kwelen) [Weijnen 1996]. Maar misschien mag ook gedacht worden aan het ww. tukken, dat...

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

Tukker

m. -s; Twentenaar.

2025-07-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tukker

m. (-s), Twentenaar.

2025-07-17
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-17
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)