Wat is de betekenis van Tuffen?

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

tuffen

(2000) (Vlaanderen, jeugd) weed roken. • Tuffen: (weed) roken. (Jongerentaal in De Morgen, 23/02/2000)

2024-04-28
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

tuffen

(2000) (Vlaanderen, jeugd) weed roken. • Tuffen: (weed) roken. (Jongerentaal in De Morgen, 23/02/2000)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tuffen

(tufte, heeft en is getuft), 1. met een auto rijden, resp. zich begeven. 2. (gew.) spuwen.

2024-04-28
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tuffen

('tuffən) (tufte, heeft en is getuft) in een tuftuf rijden.

2024-04-28
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tuffen

(tufte, heeft en is getuft), rijden in een auto.

2024-04-28
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-28
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Tuffen

Tuffen - (tufte, heeft getuft), in een auto rijden.

2024-04-28
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten