Truttenstein
Van- gezegd m. b. t. iets trutterigs. Slanguitdr. Stel je voor, ik hok sinds twee dagen met Ineke Hengst, een drel van een meid, en haar twee kinderen in een woninkje van truttenstein, je weet wel, semi-progressieve armoedige rotzooi. (Dimitri Frenkel Frank: Ljoeba’s buik, 1973)