Wat is de betekenis van Trooster?

2024-04-26
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

trooster

(17e eeuw) (sch.) mannelijk geslachtsdeel. Ronald Giphart bedacht de uitdrukking 'trooster der verdrukten' voor de penis. • De Juffers die geen Worst en krijgen tot haar Rooster Behelpen menigmaal haar met een felpen Trooster. Maar Giert, en Tryn, en Aagt, en Griet, Die doen 't te samen met een Biet. (Kodd. Opschriften. 1698, geciteerd in WNT)...

2024-04-26
Woordenboek van Eufemismen

Marc de Coster (2004)

trooster

Zeventiende-eeuwse benaming voor de penis. Thans verouderd. De Juffers die geen Worst en krijgen tot haar Rooster Behelpen menigmaal haar met een felpen Trooster. Maar Giert, en Tryn, en Aagt, en Griet, Die doen ’t te samen met een Biet. Kodd. Opschriften. 169 8, geciteerd in WNT Daar hangt hij, zei de weduwvrouw; maar de trooster is er ui...

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Trooster

s., treaster.

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Trooster

m. (-s), die troost; (bijb.) de Paracleet, de Heilige Geest.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

trooster

1. m. -s; man, die troost; troosteres, v. troosteressen; vrouw, die troost; 2. Trooster, m.; de H. Geest; zie Paracleet.

2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

trooster

('tro:stər) m. (-s) 1. Algm. hij die troost. 2. Trooster Inz. H. Geest : Ik zal u de zenden.

2024-04-26
Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Trooster

In het Johannesevangelie wordt de Heilige Geest met dezen naam aangeduid. Kort voor zijn heengaan van de aarde geeft Jezus daarin aan de apostelen de rijke belofte: „En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u eenen anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid,” terwijl het volgende verste kennen geeft, wien Hij met die...

2024-04-26
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Trooster

Trooster - m. (-s), die troost; (bijb.) Heilige Geest. TROOSTERES, v. (-sen), zij die troost.