Wat is de betekenis van Touwer?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Touwer

m. (-s), lederbereider.

2025-07-16
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

touwer

(1908) (euf.) beul. Syn.: diefhanger*; galgenkapelaan*; Haarlemse* dokter; meester* Hans; monsieur* de Paris; rode* roede. • Het is lang geleden; galg en rad spraken een woordje nog mee. Alles ter wereld is aan vergankelijkheid onderhevig, zoo ook een galg. De Leeuwarder „monsieur de Paris", de „Touwer", had meer dan eens de heeren...

2025-07-16
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

touwer

m. -s; leerbereider.

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

touwer

m. (-s) lederbewerker.

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Touwer

Touwer - m. (-s), lederbereider. TOUWERIJ, v. (-en), werkplaats waar leder bereid wordt.

2025-07-16
Etymologicum 1573

Cornelis Kiliaan (1573)

touwer

Alutarius. ang. tavver.