Wat is de betekenis van toezien zag toe, heeft toegezien?

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

toezien zag toe, heeft toegezien

1. opzicht houden: toezien, dat alles goed gaat; 2. ooggetuige zijn, naar iets kijken: de meisjes kregen appels, en de jongens konden toezien, het aanzien; 3. opletten, oppassen: wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle.