Wat is de betekenis van toezien?

2024-04-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

toezien

toezien - Werkwoord 1. (inerg) gadeslaan, zien gebeuren De muziekindustrie zag tandenknarsend toe hoe de inkomsten daalden. 2. (inerg) ~ dat: nauwlettend in de gaten houden dat iets gebeurt De provincie en gemeente gaan erop toezien dat de v...

2024-04-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

toezien

toezien - onregelmatig werkwoord uitspraak: toe-zien 1. kijken of alles goed verloopt ♢ de badmeester ziet erop toe dat niemand verdrinkt Onregelmatig werkwoord: toe-zien ik zie toe (... ik toezie) ...

2024-04-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Toezien

v., tasjen, -skôgje.

2024-04-16
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Toezien

(zag toe, heeft toegezien), 1. ooggetuige zijn, toekijken bij een handeling of gebeurtenis: het publiek zag in ademloze spanning toe; zij zagen machteloos toe, hoe de beulen hem mishandelden; 2. niet actief deelnemen, niet ingrijpen, niets krijgen: ieder kreeg een kleinigheid, ik alleen mocht toezien; lijdelijk toezien;...

2024-04-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

toezien

('toe) (zag toe, heeft toegezien) 1. zien of iets gebeurt: zie eens toe of hij het goed doet. 2. aanschouwen zonder mede te mogen doen: allen kregen hun beurt. Piet alleen mocht -. 3. van nabij bezien, gadeslaan: zie nu eens goed toe. 4. opzicht houden: hij moet op de fabriek -. 5. oppassen: zie toe dat gij niet valt.

2024-04-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Toezien

(zag toe, heeft toegezien), 1. ooggetuige zijn; 2. niet actief deelnemen: lijdelijk toezien; 3. opletten: aandachtig toezien; zie toe dat gij niet bedrogen wordt; 4. waken, het toezicht of opzicht houden: hij moet op de fabriek toezien.

2024-04-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Toezien

Toezien - (zag toe, heeft toegezien), aanschouwen, toekijken, zien dat iets verricht wordt of gebeurt, ooggetuige zijn : een teekende voor en de anderen zagen toe; wij zagen toe, hoe die woesteling iem. mishandelde; soms met de bijbeteekenis van niet deelnemen, niet krijgen: ieder kreeg eene kleinigheid, ik alleen mocht toezien; slechts toezien bij...