Wat is de betekenis van tobber?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tobber

TOBBERD, m. (-s), 1. iem. die veel met moeilijkheden te kampen heeft, stakker: een armzalige tobberd; 2. iem. die zich, meestal onnodig, zorgen maakt, piekeraar.

2025-07-16
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

tobber

tobber: twijfelend renner, een renner die te veel twijfelt en het verstand niet op nul kan zetten, kan in extremis nooit echt een goede coureur worden. Tobben is een vorm van beschaving, en dat heeft men in een koers niet echt van node.

2025-07-16
Groot wielerwoordenboek

Marc de Coster (2009)

tobber

Slecht renner. Syn.: pannenkoek. Al op de eerste de beste molshoop of pukkel (mini-col) voelt hij de hete adem van de man met de hamer, meedogenloos sloper van krabbers, tobbers, harkers en patattencoureurs. (Trouw, 17/07/2003)

2025-07-16
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Tobber

s., tobber, lijer, heuker.

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tobber

m. (-s) hii die tobt inz. 1. (1) hij die zich afslooft. 2. (2) sukkelaar.

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Tobber

TOBBERD, m. (-s), die zich afslooft; (fig.) sukkelaar, TOBSTER, v. (-s).

2025-07-16
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-16
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)