Wat is de betekenis van timmerman?

2024-04-25
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

timmerman

Het begrip timmerman heeft 3 verschillende betekenissen: 1) iemand die timmert. iemand die timmert; iemand die uit liefhebberij met hout en timmergereedschap in de weer is. 2) iemand die timmerwerk doet. iemand die timmerwerk verricht voor zijn beroep; iemand die timmert voor zijn beroep; ook: het beroep van timmerman. 3) scheeps...

2024-04-25
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

timmerman

timmerman - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) iemand die zich beroepsmatig vooral met houtbewerking bezighoudt De timmerman ging na veertig jaar met pensioen. Woordherkomst samenstelling van timmer(werkwoord) en man

2024-04-25
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

timmerman

timmerman - zelfstandig naamwoord uitspraak: tim-mer-man 1. iemand die voor zijn beroep iets maakt door te timmeren ♢ de timmerman bouwde een schuur naast het huis Zelfstandig naamwoord: tim-mer-man de timmerman...

2024-04-25
Surinaams woordenboek

J. van Donselaar (1936)

timmerman

(de, -nen), 1. specht (familie Picidae). Alleen de vogels zongen. Die waren blij met de nieuwe dag. Hoor, zei Oom, daar klopt een timmerman (A. de Vries 1957 (8): 37). 2. de naam voor boomklimmers en muisspechten (familie Dendrocolophidae). Onze Boomklimmers staan in de kolonie bekend als Timmerman, evenals de Spechten (P&P 1910: 281). - Etym...

2024-04-25
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

timmerman

iem. wat timmerwerk as ambag uitoefen.

2024-04-25
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Timmerman

s., timmerman, -baes.

2024-04-25
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-25
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Timmerman

m. (...lieden, ...lui), 1. iem. die het timmeren als beroep uitoefent, hetzij als baas, hetzij als knecht; (zegsw., Zuidn.) iem. het gat van de timmerman tonen, hem de deur wijzen; 2. iem. die op een scheepswerf of aan boord timmerwerk verricht; 3. iem. die timmert zonder er zijn beroep van te maken: die mooie bank in zijn tuin heeft hij...

Wil je toegang tot alle 16 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-25
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

timmerman

m. timmerlieden, timmerlui (iem., die het timmeren als ambacht uitoefent).