tijm
tijm - Zelfstandignaamwoord 1. (kruid) Thymus, een keukenkruid
Muiswerk Educatief (2017)
tijm - zelfstandig naamwoord 1. bepaald soort tuinkruid ♢ voeg wat tijm aan de saus toe Zelfstandig naamwoord: tijm de tijm
Bert Huls (2003)
Thymus vulgaris: Een aanvankelijk vrijwel bolrond groeiend heestertje dat niet veel hoger wordt dan 30 cm. De twijgjes zijn zeer kort behaard. De sterk geurende blaadjes zijn lancetvormig tot eirond en hebben ingerolde randen. Ze zijn donker grijsgroen van kleur en aan de onderzijde viltig. De bloemetjes zijn nietig en lila van kleur. Ze zijn verza...
drs. L.A. Beeloo (1981)
plantengeslacht uit de familie der lipbloemigen. De wilde tijm groeit op het diluvium in Zuid-Limburg, het rivierendistrict en in de duinen. Hij heeft een sterke geur en bevat aromatische olie. De echte tijm wordt wel als toekruid gekweekt. Beide worden bij de bereiding van hoestmiddelen gebruikt.
Ernst Meyer Camberg (1981).
(Thymus Vulgaris): kruidige lipbloemige. Tegen catarre van de luchtpijp, astma, maagcatarre. Keukenkruid.
J. van Donselaar (1936)
tw., ‘kruis’, ‘slot’, even rust (uitroep bij kinderspel). Debbie begon direkt te zwaaien met haar handen en schreeuwde uit alle macht: Tijm, tijm, tijm! Archie heeft Alexander gedjapt, hij heeft hem opzettelijk laten vallen, ik heb het gezien (Rappa 1984: 20). - Etym.: Vgl. E time = tijd.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: