tieten
tieten - Zelfstandignaamwoord 1. meervoud van het zelfstandig naamwoord tiet
J. van Donselaar (1936)
(tiette, heeft getiet), titten (titte, heeft getit), wat te horen krijgen, de wind van voren krijgen; ‘wat beleven'. ( ) Harry gaf een voorbeeld van longen volzuigen [met sigarettenrook], ‘Kijk', zei hij en trok, hij bleef trekken, hij was trekkende. ‘Die gaat tiete' fluisterde Tonny die half omgedraaid voor me zat,...
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: