Wat is de betekenis van Tierelieren?

2024-04-24
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2024)

tierelieren

(1914) (sold.) tirailleren. • Tierelieren, tureluren: tirailleeren. (Jac. van Ginneken: Handboek der Nederlandsche taal. Deel II. De sociologische structuur onzer taal II. 1914)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tierelieren

(tierelierde, heeft getierelierd). 1. een eenvoudig en opgewekt muzikaal geluid doen horen : de vogels tierelieren ; de orgels zijn aan het tierelieren ; 2. (Zuidn.) pret maken, aan de zwier gaan.

2024-04-24
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tierelieren

tierelierde, h. getierelierd (klankn. zingen van vogels, kwinkeleren).

2024-04-24
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tierelieren

(tierelierde, heeft getierelierd) [eerste lid is tieren] eenvoudig en opwekkend zingen: een -de leeuwerik.

2024-04-24
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tierelieren

(tierelierde, heeft getierelierd), kwinkeleren (van vogels).

2024-04-24
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-24
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Tierelieren

Tierelieren - (tierelierde, heeft getierelierd), een geluid maken als de leeuwerik.

2024-04-24
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Tierelieren

Tierelieren, ow. gel. (ik tierelierde, heb getierelierd), een geluid maken als de leeuwerik; (fig.) opsparen, in eenen spaarpot opgâren.