Wat is de betekenis van Tichelaar?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tichelaar

m. (-s), arbeider aan een steenfabriek die de klei of de gevormde stenen bewerkt, vóór zij in de oven komen.

2025-07-17
Familienamen

Leendert Brouwer (2017)

Tichelaar

Beroepsnaam voor de tichelaar: de tegel- en steenbakker (in een ticheloven).

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

tichelaar

m. tichelaars, tichelaartje (steenbakker).

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tichelaar

m. (-s) hij die tichelt.

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Tichelaar

Tichelaar - m. (s), arbeider aan eene steenfabriek die de klei of de gevormde steenen bewerkt, vóór zij in den oven komen.