Wat is de betekenis van Tepelhoren?

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tepelhoren

m. (-s), ben. voor een geslacht van kieuwslakken met stevige buikige schelp die op de zeebodem leven (Natica).

2024-04-29
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Tepelhoren

Natica, geslacht van kieuwslakken, die op den zeebodem leven; het huis is ong. bolvormig en glad, kan door een deksel worden afgesloten. De verlengde snuit boort mossels aan, terwijl afgescheiden zuur de kalk der schelp oplost. Op de Noordzeekust is alg. de gewone t., tot 3,5 cm lang (Natica monilifera). M. Bruna.

2024-04-29
Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tepelhoren

Tepelhoren - Natica, een kieuwslak met bolle of eivormige schelp en halfcirkelvormigen mond. Aan onze kust komt voor de gewone t., Natica monilifera, 27 m.M. breed; voedt zich met weekdieren, wien zij met de wrijfplaat een gat in de schelp boort om vervolgens den inhoud op te nemen en te verteren. De eieren worden in nesten gelegd, die sponsachtig...