Wat is de betekenis van tentdoek?

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tentdoek

tentdoek - zelfstandig naamwoord uitspraak: tent-doek 1. stof waarvan tenten worden gemaakt ♢ door de hoosbui is het tentdoek gescheurd Zelfstandig naamwoord: tent-doek het tentdoek

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tentdoek

1. m. (-en), doek, tot de samenstelling van een tent dienende; 2. o., doek, linnen waarvan tenten worden vervaardigd.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

tentdoek

1. o. Algm. tentlinnen. 2. m. (-en) Inz. doek van een tent.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tentdoek

o., dicht weefsel van katoen, acryl e.d., vaak in heldere kleuren en waterdicht en schimmelwerend afgewerkt, voor tenten, windschermen e.d.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Gerelateerde zoekopdrachten