Wat is de betekenis van ten?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

ten

ten - Voorzetsel 1. samentrekking van te + den (enkelvoud w:datief|datief mannelijk en onzijdig), komt voor in staande uitdrukkingen Dat is ten eerste niet gewenst en ten tweede niet mogelijk.

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

ten

ten - lidwoord 1. te + den ♢ de vergadering is ten huize van de voorzitter Lidwoord: ten

2024-04-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

ten

tot, by, in, na, vir.

2024-04-27
Woordenboek Engels (EN-NL)

Dr. F.P.H. van Wely (1951)

ten

tien; tiental; (it is) ten to one, tien tegen één.

2024-04-27
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Ten

I. TEN samengetrokken uit te den, zie te (I). II. TEN kopp. van ’t en het ontkennend bw. en, niet. Thans, behalve in tenware en tenzij, veroud., maar in Z.-Ned. nog gebruikelijk in de verb. : ten doet, toch niet; ten zal, het zal niet.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

ten

vz. (uit: te + den): ten huize, in het huis; ten dele, voor een deel; ten eerste, ten tweede, ten behoeve; ten hemel, ten noorden.

2024-04-27
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)