Wat is de betekenis van teler?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Teler

m. (-s), kweker: telers van zaden.

2025-07-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

teler

teler - Zelfstandignaamwoord 1. (beroep) iemand die zich bezighoudt met verbouwen van bloemen, planten, fruit enz De telers maakten zich zorgen over de gestegen energiekosten. Woordherkomst afgeleid van telen met het achtervoegsel -er

2025-07-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

teler

teler - zelfstandig naamwoord uitspraak: te-ler 1. iemand die planten laat groeien ♢ in Aalsmeer wonen veel telers van rozen Zelfstandig naamwoord: te-ler de teler de telers ...

2025-07-16
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

teler

voortbringer, kweker.

2025-07-16
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Teler

Degene, die zich bezighoudt met telen, inz. van planten. De t. wordt dikwijls met name genoemd als afzonderlijke schakel in de voortbrenging en distributie van plantaardige producten ter onderscheiding van andere partijen, zoals de kweker, de ver- of bewerker en de handelaar.

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

teler

m. f-s) hij die teelt.

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Teler

Teler - m. (-s), voortbrenger, kweeker.

2025-07-16
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)