Wat is de betekenis van Tasch?

2024-10-11
Woordenboekje Nederlandse Jiddisch

H. Beem (1975)

Tasch

zak; Nieuwhoogduits Tasche.

2024-10-11
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Tasch

Tasch - v. (tasschen), platte zak of buidel, gewoonlijk uit stijve stof vervaardigd: leeren brieventasch; schooltasch; geldtasch; — (spr.) zij heeft de tasch op zijde, zij beheert de geldzaken. TASCHJE, o. (-s.)

2024-10-11
Handwoordenboek van Nederlandsche synoniemen

J.V. Hendriks (1898)

Tasch

zie Beurs.

2024-10-11
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Tasch

Tasch, v. (tasschen), zakbuidel; geldbeursje; (fig.) eene looze -, eene feeks. *-KRUID, o. zek. gewas.