Tasch
zak; Nieuwhoogduits Tasche.
J.H. van Dale (1898)
Tasch - v. (tasschen), platte zak of buidel, gewoonlijk uit stijve stof vervaardigd: leeren brieventasch; schooltasch; geldtasch; — (spr.) zij heeft de tasch op zijde, zij beheert de geldzaken. TASCHJE, o. (-s.)
I.M. Calisch (1864)
Tasch, v. (tasschen), zakbuidel; geldbeursje; (fig.) eene looze -, eene feeks. *-KRUID, o. zek. gewas.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: