Tapper
m. (-s), 1. verkoper van wijn, bier en sterkedrank, kroeghouder, herbergier. 2. iem. die sap uit bomen tapt.
Wat is de betekenis van Tapper?
(uitgelicht)
Grasduin in meer dan 507 woordenboeken en encyclopedieën. Krijg toegang tot maar liefst 2.316.291 begrippen, 37.599 spreekwoorden en 78.030 synoniemen.
Word nu vriend van Ensie!
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal
M. J. Koenen's (1937)
tapper
m. tappers (hij, die zijn bedrijf maakt van het tappen van wijn, bier of sterke drank aan het publiek, herbergier; in ‘t alg. iem., die tapt in versch. bet.).
Modern Woordenboek
Jozef Verschueren (1930)
tapper
('tappər) m. (-s) 1. Algm. hij die tapt. 2. Inz. herbergier, kroeghouder, slijter.
Groot woordenboek der Nederlandsche taal
J.H. van Dale (1898)
Tapper
Tapper - m(-s), iem. die tapt; verkooper van wijn, bier en sterke dranken, kroeghouder, herbergier, slijter. TAPSTER, v. (-s). TAPPERIJ, v. (-en), tapperswinkel, kroeg, wijnhuis; —, gmv. tappersbedrijf, -nering.
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal
I.M. Calisch (1864)
Tapper
Tapper, m. (-s), verkooper van wijn, bier en sterke dranken, kroeghouder, herbergier, slijter. *-IJ, v. (-en), tapperswinkel, kroeg, wijnhuis; tappersbedrijf, -nering.
Etymologicum 1573
Cornelis Kiliaan (1573)
tapper
1. Promus, suppromus. 2. Tabernarius, caupo: zythopola, oenopola. 3. Cotylista, heminarius institor, minutarius venditor.
Gerelateerde zoekopdrachten