Wat is de betekenis van Tangconstructie?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tangconstructie

v. (-s), constructie(deel) in de vorm van een tang.

2025-07-17
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

tangconstructie

tangconstructie - Zelfstandignaamwoord 1. constructie in de vorm van een tang 2. (taalkunde) constructie waarbij het object of een bepaling als een tang ingeklemd wordt tussen elementen in een zin die bij elkaar horen Woordherkomst samenstelling van tang en constructie

2025-07-17
Begrippen Over taal

Taaladvies (2017)

Tangconstructie

Onder een tangconstructie wordt een constructie verstaan waarbij er een (grote) afstand bestaat tussen delen die bij elkaar horen, bijvoorbeeld tussen delen van een scheidbaar samengesteld werkwoord (1), tussen hulp- en hoofdwerkwoord (2), tussen lidwoord en zelfstandig naamwoord (3): (1) In Maastricht vond zondag de afscheidsdienst van zijn vader,...

2025-07-17
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

tangconstructie

tangconstructie - zelfstandig naamwoord uitspraak: tang-con-struk-sie 1. constructie waarin twee woorden die bij elkaar horen worden onderbroken door een reeks andere woorden ♢ in de zin 'het is zo dat - als je er goed over nadenkt - dit te gek is voor woorden'...

2025-07-17
Termenlijst taaluniversum

NN (2000)

Tangconstructie

Onder een tangconstructie wordt een constructie verstaan waarbij er een (grote) afstand bestaat tussen delen die bij elkaar horen, bijvoorbeeld tussen delen van een scheidbaar samengesteld werkwoord (1), tussen hulp- en hoofdwerkwoord (2), tussen lidwoord en zelfstandig naamwoord (3).

2025-07-17
ABC van Rapportagetechniek

Elling, Andeweg, Baars, de Jong & Swankhuisen (1994)

Tangconstructie

Een constructie waarbij twee elementen die bij elkaar horen, uiteen geplaatst zijn.

2025-07-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tangconstructie

v. (-s), 1. constructie(deel) in de vorm van een tang; 2. (taalkunde) herhalingsconstructie met ingeklemd object of bep.: gisteravond las ik in dat boek dat je me geleend hebt, las ik dat.