Wat is de betekenis van Tandjesgras?

2024-04-26
Encyclopedie van Zeeland

Kon. Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (1982)

TANDJESGRAS

(SiegUngia decümbens). Klein grasje, kenmerkend voor voedselarme graslanden op zure zand- of veengrond. In Zeeland o.a. bekend van enkele kalkarme plaatsen in de duinen (Walcheren, Schouwen) en van het zandgebied in de Zeeuws-Vlaamse grensstreek; ontbreekt in het polderland.

2024-04-26
Agrarisch Encyclopedie

Veerman (1954)

Tandjesgras

Sieglingia decumbens BERNH., is een dichte zoden vormend gras, dat vaak met Nardus op zeer arme gronden voorkomt.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Tandjesgras

s., spanjer, spanjers-, blaugers (it).

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Tandjesgras

o., (plantk.) ben. van een geslacht van grassen (Sieglingia, inz. S. decumbens).

2024-04-26
Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Tandjesgras

(Sieglingia decumbens (L.) Bernh., syn. Triodia d. P.B.) is de naam van een in Nederland op vochtige heiden en veengrond algemeen overblijvend zodevormend gras met liggende of opstijgende stengels, gewimperde bladen en bladscheden en een smalle trosvormige pluim lichtgroene 3-5-bloemige aartjes met grote kelkkafjes en aan de top 2-tan...

2024-04-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Tandjesgras

o., Sieglingia decumbens, plantesoort uit de familie Gramineae, inheems, op vochtige hei- den, veengrond en zure weiden.