Wat is de betekenis van Suppletoir?

2024-04-29
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Suppletoir

(suppletoor) aanvullend

2024-04-29
Ambtelijk taalgebruik

Wouter de Koning (1976)

suppletoir

aanvullend.

2024-04-29
De vreemde woorden

Fokko Bos, Dr. O. Noordenbos (1955)

Suppletoir

aanvullend

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Suppletoir

(<Fr.), bn., aanvullend: het suppletoir kohier (der belasting); suppletoire begroting ; suppletoire eed, eed die moet aanvullen wat ontbreekt aan een volledig bewijs.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

suppletoir

bn. (Fr. supplétoire: aanvullend): een suppletoire begroting, een suppletoir kohier; rechtst. een suppletoire eed.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

suppletoir

(supple'twa:r) bn. en bw. aanvullend : een -e begroting; een -e eed.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

suppletoir

[<Fr.], bn., aanvullend: een suppletoire begroting.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Suppletoir

Suppletoir - bn. aanvullend: het suppletoir kohier (der belasting).