Wat is de betekenis van Stuwmeer?

2025-07-16
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Stuwmeer

o. (...meren), stuwbekken.

2025-07-16
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

stuwmeer

stuwmeer - Zelfstandignaamwoord 1. (waterstaat) een met een stuwdam kunstmatig in standgehouden waterreservoir, dat dient als buffer voor de constante levering van waterkracht aan een energiecentrale Bij grote sluizen wordt ook wel een stuwmeer als buffer benut om het waterverlies bij het sluizen aan...

2025-07-16
Jargon & Slang van Politici

Marc De Coster (2017)

Stuwmeer

Stuwmeer - in Nederland de benaming onder politici voor onuitgegeven begrotingsgelden waarvan men de bestemming reeds heeft goedgekeurd.

2025-07-16
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

stuwmeer

stuwmeer - zelfstandig naamwoord uitspraak: stuw-meer 1. opgehoopte hoeveelheid (als) van water achter een dam ♢ het water uit het stuwmeer wordt gebruikt om het land te bevloeien 1. een stuwmeer van iets ...

2025-07-16
Woordenboek van Neologismen

Marc de Coster (1999)

Stuwmeer

Stuwmeer - figuurlijk voor ‘grote hoeveelheid; voorraad’. Door de aanwas van de asielaanvragen en de omslachtige procedures is er een groot stuwmeer ontstaan van asielzoekers die - vaak na jaren - nog altijd geen antwoord hebben op de vraag of ze in Nederland mogen blijven danwel terug moeten naar hun land van herkomst. de Volkskrant, 24-08-91 Wie...

2025-07-16
Politiek woordenboek

Marco Bunge (1985)

Stuwmeer

Begrotingsgelden waarvan de bestemming is goedgekeurd, maar die nog niet zijn uitgegeven. Traditiegetrouw is er een groot stuwmeer op de begroting van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking.

2025-07-16
Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Stuwmeer

→ Meer.

2025-07-16
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

stuwmeer

o. (...meren) door een stuwdam gevormd meer.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-16
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

stuwmeer

o. (-meren), stuwbekken.