Wat is de betekenis van strandjutter?

2025-07-15
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-15
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STRANDJUTTER

m. (-s), iem. die het strand afloopt om zich aangespoelde goederen toe te eigenen.

2025-07-15
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

strandjutter

jutter op het strand. iemand die langs het strand naar aangespoelde spullen zoekt voor zijn beroep of uit liefhebberij. Voorbeelden: Iedereen op het strand zoekt wel eens naar schelpen of hoopt er iets bijzonders te vinden. Strandjutters maken hiervan hun beroep en Ursula Stalder [...] maakt er zelfs kunst van. http://www.kunsthal...

2025-07-15
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

strandjutter

(19e eeuw) (vnl. Oost-Friesland) (pej.) iemand die het strand afloopt om aangespoelde goederen te verzamelen; buitzoeker; stranddief. Oorsp. was de benaming jut (eigenlijk: een inwoner van Jutland, Denemarken). Mogelijk is ook dat jutten een bijvorm is van jatten*. 'Sil, de strandjutter' was destijds een populaire roman van Cor Bruijn (later voor t...

2025-07-15
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Strandjutter

s., bûtsiker, strânjut.

2025-07-15
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

strandjutter

m. strandjutters (stranddief).

2025-07-15
Woordenboek voor praktische kennis

Dr. L.M. Metz (1937)

Strandjutter

Iemand, die zich gevonden strandgoed toeeigent en dit niet aflevert aan den strandvonder, zooals dat behoort, is een strandjutter. Wordt strandgoed behoorlijk afgeleverd, dan ontvangt de vinder een derde deel van de opbrengst.

2025-07-15
Encyclopedie voor Iedereen

John Kooy (1933)

Strandjutter

stranddief, iemand, die zich wederrechtelijk meester maakt v. aangespoelde goederen, afkomstig v. schipbreuk enz.

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-15
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

strandjutter

m. (-s), iemand die het strand afloopt om zich aangespoelde goederen toe te eigenen.