Wat is de betekenis van stootje?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

stootje

stootje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord stoot

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STOOTJE

o. (-s), 1. kleine duw of stomp ; wel tegen een stootje kunnen, veel verdragen kunnen ; 2. (Barg.) misdadige praktijk waarmee winst wordt behaald ; slag : een mooi stootje; 3. schokkende beweging; met hortende stootjes knikte haar hoofd voorover ; 4. troepje : een stootje gajes ; 5. stukje leer of ijzertje ter herstelling en versteviging van de...

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

stootje

o. stoots (kleine stoot; inz. fig. lichte aanval van een ziekte): een stoot en de lamp viel; tegen een stoot kunnen, wel wat verdragen kunnen.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

stootje

('sto:tjə) o. (-s) vklw. van ➝ stoot.

2024-04-29
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

stootje

o. (-s), 1. kleine duw of stomp; wel tegen een kunnen, wel wat (of veel) verdragen kunnen; 2. schokkende beweging.

2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Stootje

Stootje - o. (-s), kleine duw of stomp; — (schoenm.) stukje leder aan de zool; — (fig.) aanval van ziekte : hij heeft daar een leelijk stootje gehad; — wel tegen een stootje kunnen, veel verdragen kunnen, zoowel lichamelijk als in financieel opzicht.