stootje
stootje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord stoot
Wiktionary (2019)
stootje - Zelfstandignaamwoord 1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord stoot
Van Dale Uitgevers (1950)
o. (-s), 1. kleine duw of stomp ; wel tegen een stootje kunnen, veel verdragen kunnen ; 2. (Barg.) misdadige praktijk waarmee winst wordt behaald ; slag : een mooi stootje; 3. schokkende beweging; met hortende stootjes knikte haar hoofd voorover ; 4. troepje : een stootje gajes ; 5. stukje leer of ijzertje ter herstelling en versteviging van de...
M. J. Koenen's (1937)
o. stoots (kleine stoot; inz. fig. lichte aanval van een ziekte): een stoot en de lamp viel; tegen een stoot kunnen, wel wat verdragen kunnen.
Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)
o. (-s), 1. kleine duw of stomp; wel tegen een kunnen, wel wat (of veel) verdragen kunnen; 2. schokkende beweging.
J.H. van Dale (1898)
Stootje - o. (-s), kleine duw of stomp; — (schoenm.) stukje leder aan de zool; — (fig.) aanval van ziekte : hij heeft daar een leelijk stootje gehad; — wel tegen een stootje kunnen, veel verdragen kunnen, zoowel lichamelijk als in financieel opzicht.
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: