Wat is de betekenis van stommiteit?

2024-04-30
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

stommiteit

stommiteit - Zelfstandignaamwoord 1. een bijzonder onverstandige daad Woordherkomst Afgeleid van stom met het achtervoegsel -iteit. Synoniemen stompzinnigheid, stupiditeit

2024-04-30
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

stommiteit

stommiteit - zelfstandig naamwoord uitspraak: stom-mi-teit 1. domme fout ♢ ik heb een stommiteit begaan: ik liet mijn geld in de automaat zitten 2. het dom zijn ♢ het is mijn stommiteit dat zij...

2024-04-30
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

stommiteit

dwaasheid, flater.

2024-04-30
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Stommiteit

s., dommichheit, stommiteit; -en uithalen, kromme slaggen, domme dingen dwaen.

2024-04-30
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-30
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STOMMITEIT

v. (-en), 1. het dom-, stom-zijn ; 2. domme streek : hij had niets dan stommiteiten gedaan.

2024-04-30
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

stommiteit

v. stommiteiten (1 het stom, dom zijn; 2 uiting van stommiteit: dom gezegde, domme spreekfout enz.): 1. de stommiteit van den jongen; 2. wat een stommiteit debiteer je daar!

2024-04-30
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

stommiteit

(stommi'teit) v. (-en) 1. Eig. het stom, dom zijn. 2. Metn. stomme, domme streek, dom gezegde: -en doen, debiteren.

Wil je toegang tot alle 10 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-30
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)