Wat is de betekenis van stokoud?

2024-04-29
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

stokoud

stokoud - Bijvoeglijk naamwoord 1. (intensief) heel erg oud De stokoude man kon niet meer uit zijn stoel opstaan.

2024-04-29
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

stokoud

stokoud - bijvoeglijk naamwoord uitspraak: stok-oud 1. heel erg oud ♢ er liep een stokoude man door het park Bijvoeglijk naamwoord: stok-oud de/het stokoude ... iets stokouds

2024-04-29
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

stokoud

baie oud, horingoud.

2024-04-29
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Stokoud

adj., stokâld.

2024-04-29
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-29
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STOKOUD

bn., zeer oud : een stokoud man.

2024-04-29
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

stokoud

bn. (hoogbejaard): de stokoude Vondel.

2024-04-29
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

stokoud

('stok) bn. en bw. [➝ stokblind] zeer oud: een man. Syn. ➝ afgeleefd.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-29
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)