Wat is de betekenis van Stevel?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STEVEL

m. (-s), 1. laars, inz. grote ruiterlaars: thans, behalve in oostelijke dial., alleen nog bekend als grappig woord; 2. (org.) houten of metalen voet waarop de pijpen van een tongwerk staan.

2025-07-17
Vreemd Nederlands

Jan Meulendijks (1993)

Stevel

laars

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

stevel

m. stevels, steveltje (laars, inz. hoge laars, ruiterlaars).

2025-07-17
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

stevel

('ste:vəl) m. (-s; -tje) [Lat. stivale < Lat. aestivalis, zomer(laars)] hoge (ruiter)laars.

2025-07-17
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

stevel

[→Du. Stiefel, laars] m. (-s), 1. grote ruiterlaars; 2. (orgel) pijpvoet van een tongpijp.

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Stevel

Stevel - m. (-s), laars; (inz.) groote ruiterlaars ; — (org.) de houten of metalen voet, waarop de pijpen van een tongwerk staan. STEVELTJE, o. (-s).

2025-07-17
Nieuw woordenboek der Nederlandsche taal

I.M. Calisch (1864)

Stevel

Stevel, m. (-s), laars; (inz.) groote ruiterlaars. *-EN, bw. gel. (ik stevelde, heb gesteveld), van laarzen voorzien; gesteveld zijn, laarzen aanhebben. *-KAP, v. (-pen), laarzenkap. *-KNECHT, m. (-en), laarzenknecht (van hout). *-MAKER, m. (-s), laarzenmaker.