Wat is de betekenis van steenkapper?

2025-07-17
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STEENKAPPER

m.(-s), (Zuidn.) steenhouwer.

2025-07-17
Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

steenkapper

(1914-1918) (Vlaanderen, sold.) scheldw. voor een Waal, iemand die geen 'Vlaams' verstond. Ook wel: Steenkerkenaar. • En zo zijn we al heel dicht bij de geheimtaal, inz. die van de Vlaamsgezinde soldaten aan het front. Aldus werd ‘vloegen’ gebruikt voor ‘een nachtelijke uittocht om Vlaamsch eisende opschriften te schilderen o...

2025-07-17
Typisch Vlaams woordenboek

Ludo Permentier en Rik Schutz (2015)

steenkapper

steenhouwer Terwijl ze terug het café binnenging, stelden alle bezoekers vast dat een hen onbekende man naar binnen keek, als om na te gaan of dame Gets geen alarm zou slaan. Maar het meest ongelooflijke: aan de schenkbank hield zich een steenkapper op - steeds een steenkapper! - met naam Wolkers. Hij dronk rustig zijn glas leeg,...

2025-07-17
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

steenkapper

(de, -s) steenhouwer. Het gezin leidde een teruggetrokken bestaan, maar stond goed aangeschreven in het dorp. De man werkte als steenkapper in een marmerbedrijf. - LN, 24-03-2003.

2025-07-17
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

steenkapper

Steenhouwer. Een gevoelsmens is weinig gebaat met dat slagwoord dat daar staat als een model, om vereeuwigd te worden door een steenkapper, ELSSCHOT 1960, 413. Afl.: steenkapperij (Wdl.), steenhouwerij.

2025-07-17
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

steenkapper

m. -s; inz. Z.-N. steenhouwer.