stafrijm
(alliteratie), een rijmvorm waarbij de medeklinkers aan het begin van opeenvolgende beklemtoonde lettergrepen gelijk zijn, b.v. met wan en wuis; „Traagzaam trekt de witte wagen” (Gezelle).
drs. L.A. Beeloo (1981)
(alliteratie), een rijmvorm waarbij de medeklinkers aan het begin van opeenvolgende beklemtoonde lettergrepen gelijk zijn, b.v. met wan en wuis; „Traagzaam trekt de witte wagen” (Gezelle).
Jozef Verschueren (1930)
('staf) o. (-en) gelijkheid van klank aan het begin van lettergrepen die de klemtoon hebben : dag en dauw; O ’t ruisen van het ranke riet (Gezelle); de glinstrig gulden golven glijden glippend (Couperus); wrank, vrij, vroom, vroed. Syn. → alliteratie.
F.W. Grosheide (1926)
„De alliteratie of het stafrijm, dat tot in de 9e eeuw, zoowel in Noord- en Zuid-Duitschland als bij de Angelsaksen (en bij de oude Noren), welluidendheid gaf aan het vers, berustte op de gelijkheid der letters, waarmee de twee meest geaccentueerde lettergrepen in de beide saamgebonden deden van een versregel aanvingen”. (Jonkbloet, aan...
Gerelateerde zoekopdrachten
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: