Wat is de betekenis van Staartklok?

2024-04-27
De grote encyclopedie van het antiek

Jan Durdik en anderen (1970)

Staartklok

zie Friese staartklok.

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Staartklok

s., slypboerd-, slútboerdklok, staesjeklok.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

STAARTKLOK

v. (-ken), soort van ouderwetse hangklok waarbij het achterscnot naar beneden verlengd is en puntig toeloopt.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

staartklok

v. -klokken; soort van ouderwetse hangklok.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

staartklok

v (-ken) ouderwetse hangklok met puntig naar beneden toelopend achterschot.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

staartklok

v./m. (-ken), hangklok waarbij het achterschot naar beneden is verlengd en de bodem vormt van een kast waarbinnen de lange slinger beweegt.(e) De staartklok heeft zich uit de →stoelklok ontwikkeld (ca. 1800) opdat de daarin toegepaste ankergang gecombineerd kon worden met een langere slinger, opgehangen aan een slingerveer. Een kast (‘st...

2024-04-27
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)

2024-04-27
Prisma Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2024)