Wat is de betekenis van spuug?

2024-04-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

spuug

spuug - Zelfstandignaamwoord 1. vocht dat in de mond vloeit uit de speekselklieren spuug - Werkwoord 1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spugen ♢ Ik spuug 2. gebiedende wijs van spugen spuug! 3. (bij inversie) tweede persoon enkel...

2024-04-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

spuug

spuug - zelfstandig naamwoord 1. het vocht in je mond ♢ met een beetje spuug maakte moeder zijn gezicht schoon Zelfstandig naamwoord: spuug het spuug Synoniemen speeksel

2024-04-26
Dokterswoordenboek

Jannes van Everdingen en Arnoud van den Eerenbeemt (2010)

spuug

Zie (ook) speeksel

2024-04-26
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

spuug

sien spoeg.

2024-04-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Spuug

s.n., spui (it), spij (it), flibe.

2024-04-26
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

2024-04-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SPUUG

o., speeksel: een druppel spuug; een brandwonde met spuug betten; — op zijn spuug zitten, op bezoek zijn en niets te drinken krijgen.

2024-04-26
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

spuug

o.; speeksel.

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-26
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

spuug

(spu:ch) o. speeksel.