Wat is de betekenis van springpaard?

2025-07-14
Prisma Groot Woordenboek Nederlands

Unieboek | Het Spectrum (2025)

2025-07-14
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SPRINGPAARD

o. (-en), 1. (zeew.) ben. voor de verticale einden touw aan een ra van een schip bevestigd, die in een kous of strop het paard (lijn waarop de matrozen onder de ra staan) ophouden. 2. (gymn.) lange springbok. 3. paard dat geschikt is of geoefend is om over hindernissen te springen.

2025-07-14
Algemeen Nederlands Woordenboek

Algemeen Nederlands Woordenboek (2009-heden)

springpaard

Het begrip springpaard heeft 3 verschillende betekenissen: 1) paard voor de springsport. paard dat speciaal gefokt is voor de springsport. 2) paard waarmee men springt. paard waarmee men springt, maar dat niet speciaal voor de springsport is gefokt. 3) turntoestel. turntoestel dat bestaat uit een dik en stevig, langwerpig kus...

2025-07-14
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

springpaard

springpaard - Zelfstandignaamwoord 1. (zoogdieren) een paard dat speciaal opgeleid en getaind is om deel te nemen aan wedstrijden hindernisspringen Woordherkomst samenstelling van spring(werkwoord) en paard

2025-07-14
Wielerwoordenboek

Fons Leroy en Wim van Rooy (2010)

springpaard

springpaard: cyclocrosser die met zijn fiets behendig over de balkjes weet te springen, zoals Danny de Bie - die ook het 'Fietsend Springpaard' werd genoemd - en Sven Nys.

2025-07-14
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

springpaard

(het; -en) GY - lange spring- bok

2025-07-14
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

springpaard

('spring) o. (-en) paard, toestel bij springoefeningen gebruikt.

2025-07-14
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

springpaard

o. (-en), 1. (gymnastiek) lange springbok; 2. paard dat geschikt of geoefend is om over hindernissen te springen.

Wil je toegang tot alle 9 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-14
Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Springpaard

z.n.o. 1. Strop van het Paard: lijn, waarvan de twee enden aan de ra vastzitten, en het dubbel tot kous verstrekt aan een strop, waar het Paard in hangt. 2. Het buitenste Paard, tot aan de nok van de ra, dienende voor den man, die, by reeven, de steekbout moet leggen.