Wat is de betekenis van SPRIK?

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

SPRIK

m. (-ken), (gew.) 1. dun takje, rijsje. 2. sprokkelhout.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

sprik

m. sprikken; rijsje, dun takje; gew.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

sprik

m. (-ken) Gew. dun takje.

Gerelateerde zoekopdrachten